bewijzen, zich

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ze hebben het gevoel dat ze zich moeten blijven bewijzen.

Hij hoeft zich niet meer voortdurend te bewijzen.

Ik wil mezelf bewijzen.

Zijn expertise en oog voor talent hebben zich al vele malen bewezen.

Ik denk niet dat ik me hoef te bewijzen.

Veel reservespelers kregen de kans zich te bewijzen.

Hij had het niet nodig zichzelf te bewijzen.

Nu is het aan mij om mij elders opnieuw te bewijzen.

Deze aanpak heeft zich in de praktijk al bewezen [...].

Ik wou me per se nog eens bewijzen.

' De spelers zullen zich moeten bewijzen. '

Juist in een crisis moet een systeem dat vertrouwen wil geven zich bewijzen.

Ook de werknemer wil zich vaak bewijzen, dat maakt de kans op duurzaam herstel kleiner.

Je moet je als Belg veel meer bewijzen.

Ik heb mij nog niet bewezen in grote rondes.

We hoeven ons niet extra te bewijzen.

Maar hij merkte ook dat hij zich constant moest bewijzen.

We gaan ons dubbel en dik bewijzen in het stadsbestuur.

In de nieuwe omgeving van Vier zullen we ons moeten bewijzen.

Alsof ik mezelf continu moest bewijzen.

De plaatsen zijn duur en ze willen zich bewijzen.

Als het zover is, heeft de Junes eenvoudige kracht zich onomstotelijk bewezen.

Inmiddels heeft de container zich ook ruimschoots bewezen in het duurzamere werk.

De waarde van een wetenschappelijke bevinding zal zich uiteindelijk altijd in de praktijk moeten bewijzen.

Iedereen zei dat daarvoor iemand nodig is die zich heeft bewezen als leider.

subject

Wie of wat (...) zich?

substantief

aanpak

speler

systeem

techniek

werknemer

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men zich?

adverbium

constant

continu

echt

onomstotelijk

opnieuw

ruimschoots

uiteindelijk

voortdurend

predicatieve aanvulling

prepositiegroep of conjunctiegroep

als:

...

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij zich bewijzen?

blijven

gaan

moeten

willen

reflexief zich

je

me

mezelf

mij

ons

zich

zichzelf

  • subject
  • object
  • indirect object
  • verbum finitum
  • zich
  • predicatieve aanvulling
  • bepaling
  • n.n.
  • verbale aanvulling
  • 1
    iemand of iets bewijst iets
    • cijfer
      • De harde cijfers bewijzen immers dat de wereld helemaal uit koers ligt .
    • document
      • Zij blijven geloven dat hun documenten de Belgische betrokkenheid bewijzen .
    • feit
      • De feiten bewijzen het tegendeel .
    • geschiedenis
      • De geschiedenis bewijst het tegendeel : samenwerking betekent winst voor iedereen .
    • onderzoek
      • Stapels onderzoeken bewijzen dat , maar daders lopen bijna nooit tegen een sanctie aan .
    • praktijk
      • De praktijk bewees spijtig genoeg maar al te vaak het tegendeel .
    • rapport
      • Hij beschikt naar eigen zeggen over heel wat rapporten die dat bewijzen .
    • statistiek
      • Europese statistieken bewijzen dat , zegt Peeters .
    • studie
      • Wetenschappelijke studies bewijzen het nut van visualisatie voor topsporters .
    • verhaal
      • De verhalen bewijzen dat inderdaad .
    • voorbeeld
      • Het voorbeeld bewijst de ontsporing van de officiële partijfinanciering .
    • wetenschapper
      • Weense wetenschappers hebben het bewezen .
      • bestaansrecht
        • Nu durf ik te zeggen dat we ons bestaansrecht hebben bewezen .''
      • deugdelijkheid
        • Vermoedelijk investeren we ook in een rookmachine die haar deugdelijkheid elders al heeft bewezen .
      • effect
        • Deze maatregelen hebben echter bij goed gecontroleerde studies nooit enig effect bewezen .
      • effectiviteit
        • Voor migraine en reflux bij baby' s is de effectiviteit niet bewezen .
      • gelijk
        • Een open brief van studenten uit de hele wereld bewees haar gelijk .
      • kost
        • Parlementsleden krijgen geen kostenforfait meer : ze moeten voortaan hun gemaakte kosten bewijzen .
      • meerwaarde
        • Tegelijkertijd moet ook het federale België zijn meerwaarde bewijzen .
      • nut
        • Beide methoden kunnen dan hun nut bewijzen .
      • onschuld
        • Ik wil hoe dan ook zijn onschuld bewijzen .
      • relevantie
        • De vakbond moet zijn relevantie bewijzen , om te beginnen voor nieuwe leden .
      • schade
        • Elkeen zal zijn eigen schade moeten kunnen bewijzen .
      • schuld
        • Haar schuld was niet bewezen , oordeelde het hof .
      • stelling
        • Iemand heeft maar gelijk totdat het tegendeel van zijn stelling bewezen is .
      • tegendeel
        • Ik probeer enkel het tegendeel te bewijzen .
      • theorie
        • Deze theorie kon wetenschappelijk nooit bewezen worden .
      • waarde
        • De Raad kan dan zijn waarde bewijzen als buffer tussen rechterlijke macht en Haagse bezuinigingswensen .
      • werking
        • Bij zaken als bachbloesemtherapie of homeopathie is zo' n werking niet bewezen .
      • zaak
        • Sommige zaken kunnen we moeilijk bewijzen .
      iemand of iets toont iets onweerlegbaar aan
    • 2
      iemand of iets bewijst zich(zelf) als iemand of iets
            • bestuurder
              • Maar ook in arme streken heeft hij zich bewezen als bestuurder .
            • coach
              • ' Ik wil mij opnieuw bewijzen als coach .'
            • leider
              • Iedereen zei dat daarvoor iemand nodig is die zich heeft bewezen als leider .
            iemand of iets laat zien aan de verwachtingen te voldoen (als ...)
          • 3
            iemand of iets bewijst iemand of zichzelf iets
                  • dienst
                    • Bedrijven die een publieke dienst bewijzen zijn aan regels onderworpen .
                  • eer
                    • We kunnen hem eer bewijzen door allemaal een van zijn boeken mee te nemen en , dat vooral , te ( her)lezen .
                  iemand of iets laat iemand een gunstige bejegening ondervinden